Ray Rush

 




Ray Rush  Thomas Pynchon

Hier, ten noorden van de poolcirkel, was de staande richtijn voor alle voertuigen van de Chums of Chance, “Onbekend luchtverkeer wordt opgevat als vijandig tenzij anders aangetoond”. Elke dag werden nu kleine schermutselingen uitgevochten, niet langer om grondgebied of producten maar om electromagnetische informatie, in een internationale wedren zo nauwkeurig mogelijk de veldcoëfficiënten van elk punt van dat mysterieuze mathematische raster dat toen, zoals bekend de aarde omgaf, te meten en in kaart brengen. Zoals het Tijdperk van het Zeilschip afhankelijk was geweest van het in kaart brengen van de zeeën en kusten van de globe en de wind van de windroos, zo zou van het meten van nieuwe variabelen, de geschiedenis afhangen van wat hier zou gaan plaatsvinden, tussen rifgebieden van magnetische ongerijmdheden, kanalen van geringste weerstand en stormen van nog naamloze straling die de zon uitstriemde. Er was een ‘Ray-rush’ aan de gang – licht en magnetisme, evenals allerhande aanvullende Hertz stralen lagen daar voor het oprapen. Mijnonderzoekers waren binnengestroomd, velen van hen professionele claim-inpikkers die mikten op brute kracht, een enkeling met een ongeveinsd vermogen naar stralen van alle frequenties te wichelen, de meesten begaafd noch scrupuleus, gewoon zoals iedereen in de ban van de doelbewuste vlucht van de rede, ziekelijk zoals de goud- en zilverzoekers van vroeger tijden. Hier aan de bovenste rand van de atmosfeer was de volgende ongetemde frontlijn, de pioniers kwamen aan in luchtschepen in plaats van wagens, eigendomsdisputen die gedoemd waren generaties lang te duren werden in gang gezet. Het Noorderlicht dat hen op zovele diepe winternachten uit hun kinderbedjes in de lagere breedtegraden had gelokt, terwijl het duistere angstgevoelens opriep bij hun ouders, kon nu hier op elk moment van binnenuit worden gezien, op grote hoogte, in hemelsbrede pulseringen van kleuren, dicht opgepakte weerlichten en bollingen en kolommen licht en stroom, in onophoudelijke transfiguratie. In kleine, ver afgelegen hoeken van de planeet waar niemand veel aandacht aan besteedde, tussen facties waarvan niemand veel afwist, was de niet-verklaarde en grotendeels onwaarneembare oorlog al jaren aan de gang. Overal boven en onder de noorderbreedten waren clandestiene zenders in stelling gebracht tussen bergen van ijs, in verlaten mijnwerken, in de geheime binnenhoven van oude forten uit het IJzeren tijdperk, bemand en onbemand, eenzaam en onaards in de ijsschittering. Op uitstekende rotspunten, die even goed bevroren guano van zeevogels als rots konden zijn, hoorden de verkenners van het Aards Veld, wanhopig, slapeloos, de horizon uit naar enig teken van de aflossingsploeg, die vaak jaren te laten was…. En inderdaad, voor sommigen zou de Poolnacht eeuwig duren – zij zouden de Aarde verlaten te midden van onbeschrijflijke luister, de aurora aan de hemel, op en neer razend door zichtbare en onzichtbare spectra. Zielen gebonden aan de planetaire krachtlijnen, zwaaiden van pool tot pool en ook door de befaamde binnengebieden…. Wetenschapper-luchtvaarders verzamelden ijverig hun data, manoeuvrerend in door ‘dazzle painting‘ gecamoufleerde schepen waardoor delen van de structuur echt verdwenen en weer verschenen in wolken chromatische twinkeling. Allemaal van het grootste belang voor de ondernemers die mijlen lager bijeenkwamen in inlichtingendiensten op het aardoppervlak, zoals het Inter-Groep Laboratorium voor Optimagnetische Observatie (I.G.L.O.O.), een verrekenkantoor voor straling in Noord-Alaska, dat er dezer dagen meer uitzag als een Lloyd’s van het hoog spectrum, waar iedereen ongeduldig wachtte op de volgende noodlottige Lutine tijding. Thomas Pynchon, Against the Day 121-2



naar bloemlezing mijn