Almadén

 

 

Almadén: Arabisch voor ‘mijn’.

Stad tweehonderd kilometer ten zuiden van Madrid, Spanje.

Kwikmijnen in de 16e en 17e eeuw geadministreerd door de Fuggers,

in ruil voor leningen aan de Spaanse staat. Vanwege het gevaar van

kwikdampen wil niemand er werken, Vanaf 1566 worden veroordeelden,

forzados, hier te werk gesteld. Vierentwintig procent van de mensen

sterft door kwikvergiftiging voordat hun straftijd om is. Pijn in het lichaam,

trillen van ledematen, verstandsverbijstering. Ook Noordafrikaanse slaven

worden ingezet. In 1613 is op elke twee slaven éen veroordeelde aan het werk.

In 1645 wordt de concessie aan de Fuggers overgenomen door de staat.

Eind 18e eeuw komen meer vrije arbeiders wanneer de arbeidsomstandigheden

verbeteren. 1801 Einde strafinrichting. 2000 Sluiting van de mijn in Almadén

hoewel de voorraden kwik niet uitgeput zijn. Er is nu een museum.

 

Kwik wordt nu nog gebruikt in de kleinschalige goudmijnbouw.

Kwik, mercury, van het mineraal cinnaber. Vanouds gebruikt als verfstof

(vermiljoen) en geneesmiddel (bijv. tegen syffilis). Kwikzilver verzamelt

zich langzaam in bodem, vissen en planten. Verzameld kwik van de

kunstmestfabriek hoopte zich in de vissen in de baai van Minamata op

en doodde honderden mensen. Er is nu een zeereservaat.

 

terug naar bloemlezing mijn